Opinie

Commentaar: Gezaghebber teleurgesteld over integriteitsdiscussie, maar heeft dit ook aan zichzelf te danken

Gezaghebber Edison Rijna liet gisteren tijdens een persconferentie weten teleurgesteld te zijn over de wending die discussie over het integriteitsonderzoek in de eilandsraad heeft genomen.

“Het lijkt erop dat sommigen er belang bij hebben om het niet over de inhoud van de rapporten te hebben. Dit dossier was en is nog steeds een unieke kans om de bevolking te laten zien dat goed bestuur geen loze kreet is, maar – zoals het hoort – diep in de genen van bestuurders, politici en ambtenaren zit”.

Ook benadrukte Rijna dat hij zich heeft gehouden aan de eerder met de eilandsraad gemaakte afspraken om zo een “voorbeeld te geven van hoe wij concreet invulling geven aan het begrip integriteit.” Toch heeft Rijna de teleurstelling en de gang van zaken -op zijn minst deels- ook aan zichzelf te danken.

Als het onderzoeksrapport namelijk iets laat zien is het hoezeer de bestuurders goed bestuur juist niet in hun genen hebben zitten.

Zo valt in het door de gezaghebber openbaar gemaakte verslag onder meer te lezen: “In het geval van de inhuur ten behoeve van TCB en Telbo kan een zekere onzakelijkheid worden opgemerkt bij de onderhandse wijze waarop de inhuur heeft plaatsgevonden (en is verlengd) en de onderbouwing van de salariëring”

En verder: “Onzakelijk is bovendien dat met de ruim geformuleerde opdrachten de lumpsum betalingen en beperkte verantwoording niet voldoende is geanticipeerd op snelle afbouw, spoedige overdracht of omzetting naar een gunstiger contractvorm in de toekomst. Met name in het geval van Telbo is de duur van de inhuur buitensporig te noemen”. De onzakelijkheid wordt onder meer geconstateerd op het terrein van inhuur van communicatiedeskundigen, juridische bijstand en projectmanagement.

“Als het onderzoeksrapport iets laat zien is het hoezeer de bestuurders goed bestuur juist niet in hun genen hebben zitten.

Er zijn drie belangrijke redenen waarom ik stel dat de gezaghebber de kritiek ook deels aan zichzelf te danken heeft.

De eerste reden komt van oppositieleider Clark Abraham. Rijna is al meer dan 6 jaren voorzitter van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA) van de Bonaire Holding Maatschappij (BHM). Hierdoor en hiermee is hij formeel verantwoordelijk voor het binnen de Holding genoemde gevoerde beleid. Als er wordt geconstateerd dat er zaken hebben plaatsgevonden die niet door de beugel konden, ook al heeft de gezaghebber zichzelf daarmee niet bevoordeeld, dan is hij daar nog wel voor (mede)verantwoordelijk. Hij verwijt zichzelf echter niets en trekt, op geen enkel punt, het boetekleed aan.

De tweede reden komt van gedeputeerde Den Heyer. In de vergadering van het bestuurscollege, waarin besloten werd tot nader onderzoek naar twee specifieke punten, nam Den Heyer als enige de positie in dat het onderzoek door een externe entiteit moest worden verricht. De slager mag immers niet zijn eigen vlees keuren. Den Heyer stond binnen het BC, waarvan ook de gezaghebber deel uitmaakt, echter alleen. Op één van de meest gevoelige beschuldigingen, de onnodige of onzakelijke inhuur van direct betrokkenen, werd Den Heyer door haar collega’s weggestemd. De gezaghebber nam vervolgens de verantwoordelijkheid op zich voor het verrichten van een intern deelonderzoek. Als hij nu kritisch wordt bevraagd over de opzet of de conclusies van dat onderzoek, kan en mag hij daarover niet teleurgesteld zijn. Dan had hij het maar aan objectieve buitenstaanders over moeten laten.

De derde reden is dat Rijna precies weet wie van de huidige gezagdragers er voor welke bedragen bij BHM werd ingehuurd voor welke opdrachten. Hij weet ook als geen ander dat daar niet altijd, of maar zeer ten dele daadwerkelijk werk voor is verzet. Door deze feiten te verdoezelen met constateringen van algemene aard ‘dat het niet altijd goed is gegaan’ en ‘dat daar naar de toekomst toe lessen uit moeten worden getrokken’, laadt de gezaghebber de verdenking op zich harde en concrete bevindingen in de doofpot te willen stoppen.

Dit terwijl het advies van G&I aan duidelijkheid niets te wensen overliet. Die adviseerde als volgt: “Een ‘schouw’ van de huidige (en recent voormalige) ingehuurde externe adviseurs en consultants. Hierbij dient per externe kracht die door of binnen BHM (en haar dochters) is ingehuurd, een zakelijke beoordeling plaats te vinden van de verhouding tussen beloning, competenties en daadwerkelijk geleverde prestaties, alsmede de gevolgde aanstellingsprocedure. Op basis van de gevonden feiten moet per geval worden bepaald of er in redelijkheid kan worden gesproken van een zakelijke inhuur of dat daaraan kan worden getwijfeld”.

Niet duidelijk is in hoeverre die schouw precies heeft plaatsgevonden volgens het advies van G&I.  Maar als zij heeft plaatsgevonden zoals geadviseerd, dan kan het niet zo zijn dat de conclusies daaruit verborgen blijven en dus zonder sanctie. Want dan wordt het doel van ‘openheid’ en ‘transparantie’ geenszins bereikt. Eerder heeft het er de schijn van dat betrokkenen binnen het BC elkaar stevig de hand boven het hoofd houden, om allereerst het eigen hachje te redden en op de tweede plaats politieke allianties in stand te houden.

Het voltallige BC en het bestuur van de Holding moet met de billen bloot, hoe onaangenaam dat ook is. En: Wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten. Ook als bestuurder binnen de Bijzondere Gemeente Bonaire.


Lees ook:

Deel dit artikel