Nieuws van Bonaire

Deel 16 Hé zus, jij hebt makkelijk praten

De wereld bestaat alleen in jouw ogen. Je kunt het zo groot of zo klein maken als je wilt.F. Scott Fitzgerald, Amerikaanse schrijver van The Great Gatsby, 1896-1940

De zussen Esther en Linda schrijven columns over de vier talen die op de ABC-eilanden worden gesproken. Het bijzondere aan de column is dat er een vijfde taal in de column is verwerkt. Het is dus niet alleen Nederlands, Engels, Spaans en Papiaments, maar ook gebarentaal voor doven. Esther is tolk gebarentaal en Linda geeft les in Nederlands en Engels en spreekt goed Spaans. De reden waarom ze schrijven is dat het best bijzonder is dat op de eilanden minimaal vier talen worden gesproken.

Hé zus,

Gisteren zei een meisje in een restaurant: ‘Wat heb jij een enige jurk aan’. Ik bedankte haar vriendelijk en stak een bitterbal in mijn mond. Het woord ‘enig’ bleef in mijn hoofd ronddwalen. Waarom is dit woord zo typisch voor vrouwen dacht ik bij mezelf. Een jongen hoor ik dat woord niet zo snel gebruiken behalve dan de hysterische kasteelheer met zijn gevleugelde uitspraak ‘wijnen, wijnen, wijnen’ die vaak op de Nederlandse televisie te bekennen is. Misschien ken je hem. Zijn naam is Martien Meiland. Er zijn ook woorden die alleen mannen gebruiken. Een meisje dat haar vriendin ‘kameraad’ noemt, hoor je nooit. En dan heb ik het nog niet eens over ‘kornuit’ en ‘makker’. ‘Is het jou opgevallen, makker?’ Nee, dat klinkt niet.

Jij merkt denk ik ook wel dat vandaag de dag de tendens bestaat om vrouwelijke en mannelijke woorden zoveel mogelijk neutraal te maken. Er is natuurlijk wat voor te zeggen om bepaalde groepen niet uit te sluiten. Stel dat je getrouwd ben met een transgender dan moet je dat hele verhaal uitleggen als je je echtgenoot of echtgenote wil introduceren op een feestje. Maar er is licht aan het eind van de tunnel. Het woord ‘wederhelft’ lost dit probleem op.  

Tegelijkertijd is er nog iets anders dat heel duidelijk aangeeft of het bepaalde vrouwen zijn die aan het woord zijn of mannen die een bepaalde doelgroep vertegenwoordigen. Toen ik jaren geleden bij internationale bedrijven zakelijk Nederlands gaf, moest ik me altijd eerst vervoegen bij de secretaresses. Dan ving ik wel eens een flard op van een onderling gesprek. Dat ging zo. 

‘Hé collegaatje. Ik ken een leuk cafeetje. Daar kunnen we zo een koffietje nemen.’

‘Keileuk, dan nemen we ook een gebakje. ‘Wacht even, ik pak mijn tasje. Heb je mijn brilletje ergens gezien?

‘Hij ligt op je mobieltje.’

‘Ik pak mijn jasje alvast.’

Ik durf absoluut niet te beweren dat alle secretaresses in de verkleinwoordenmodus zitten, maar de strenge beveiligingsambten die bedrijfspanden beschermen hoorde ik niet zo praten. Die hadden toen een staccato-taal waarin geen plaats was voor lange, lieve zinnen. Vandaag heb je natuurlijk ook vrouwelijke beveiligers en hoogstwaarschijnlijk is het taalgebruik van deze beroepsgroep daardoor alweer wat veranderd. Vind je het niet wonderlijk dat woorden soms tegen wil en dank kunnen laten zien wie je bent?

Hey zus, 

Nou, breek me de bek niet open. Hm… bekkie zou niet passen in deze zin. Dan krijgt de zin  weer een hele andere betekenis, he. Maar bekje kan ook niet. Behalve voor kleine katjes. Die hebben bekjes. En met ‘kleine katjes’ kom ik meteen op het volgende: het verkleinen van een verkleinwoord kan ook heel goed in het Nederlands, dus het is nog erger dan we dachten, hahaha!  ‘Klein grapje’ bijvoorbeeld… Weet je zus, ik vind een verkleinwoord gebruiken niet zo erg, maar wel als het woord zich niet leent voor verkleinen zoals theetje of koffietje. Je hebt een kop thee of kopje thee. Dat kan prima. Zo ook met een kop koffie, of kopje koffie. Niks aan de hand. Maar gruw ervan als ik hoor dat (meestal) vrouwen alles maar dubbel lukraak gaan verkleinen. Dan rijzen mij de haren te berge. Over haren gesproken.  Zou ik ‘haartjes’ zeggen dan heb ik toch meteen een beeld van de haartjes op mijn arm en gewoon ‘haren’ is mijn hoofdhaar. Er is dus een enorm betekenisverschil met alleen maar het verkleinen. Hoe meer ik over je taalonderwerp nadenk hoe meer er bij me opkomt. Kan je me nog volgen? 

Trouwens, de Engelsen zijn niet zo goed in het verkleinen. Ik ken wel bijvoorbeeld ‘birdie’ of ‘doggy’, maar dan houdt het wel op. De Spanjaarden kunnen het weer wel heel goed. Ik heb een goed voorbeeld gevonden. Die kleine grijze stenen op de Dam in Amsterdam, waarvan   vroeger onze ingewanden door elkaar husselden als we eroverheen fietsten – we noemen ze kinderhoofdjes – heten in het Spaans paralelepípedoditos. Lekker lang woord. 

Ik heb hier op Bonaire even een minionderzoekje gedaan om te zien of dat verkleinen van woorden ook in het Papiaments voorkomt. Blijkbaar niet. Wat wel weer leuk is, is dat ik altijd dacht dat de uitgang -chi, zoals in panchi (pan) of popchi (pop) uit het Nederlands kwam, dat dit het equivalent van -tje was. Ik leerde gisteren in mijn Papiamentu les dat die uitgang uit het Creools komt. Het heeft helemaal niks te maken met iets kleins… 

In de gebarentaal heb je ook geen verkleinwoorden, maar wel een extra gebaar om iets klein te maken. En dat is het puntje van je tong uitsteken. Ja echt! De meeste mensen vinden dat een van de gekste taaluitingen in de gebarentaal. Toch vreemd dat we zoveel woorden in het Nederlands verkleinen, maar niet vergroten. Dat kunnen de Spanjaarden en de Italianen als geen ander. En dat is weer voer voor een volgend onderwerp, zus!  

Deel dit artikel