Geschiedenis

Cholera op Bonaire (deel II)

Slagbaai was in die tijd een belangrijke haven.

Door Boi Antoin

Vertaling: Harald Linkels

Rocargo

Slagbaai

Slagbaai, of Slabai, zoals Slagbaai in de volksmond vaak wordt genoemd, was een belangrijke plaats in het Bonaire van de 19e eeuw. Toen Cholera op Bonaire haar intrede deed, gebeurde dat dan ook via Boka Slagbaai.

Slagbaai was in die tijd een belangrijke haven, waar goederen niet alleen binnenkwamen, maar van waaruit ook goederen werd verscheept naar de omliggende eilanden, bijvoorbeeld hetgeen op de plantages van het eiland werd verbouwd.

Zoals ik in de vorige aflevering beschreef, voer Kapitein De Jongh met zijn Concordia binnen bij Slagbaai om daar fruit tegen afbreekprijzen te verkopen aan de bevolking die in die buurt woonde. De kapitein handelde daarmee op bijzonder onzorvuldige wijze, omdat hij wist dat er Cholera heerste onder zijn bemanning. Veel inwoners van het dorp Rincon maakten gretig van de aangeboden koopwaar, zonder zich bewust te zijn van het feit dat zij daarmee hun leven op het spel zetten.

In 1854 bestond de bevolking van Rincon voornamelijk nog uit slaven die eigendom waren van de overheid, de zogenaamde Katibu di Rei. Het was geen heel grote populatie, omdat een aanzienlijke groep van deze slaven, aangeduid als de slavenmacht in het jaar 1850 was overgebracht naar de wijk Tera Korá, omdat ze daarmee dichter verbleven bij de zoutpannen waar zij tewerk werden gesteld. Een tweede factor die de omvang van de bevolking van Rincon negatief beïnvloedde, was het vertrek van vrije mensen, de vrijlieden, die vooral trokken naar de wijken Antriol, Nikiboko en Tera Korá, dat in die tijd werd aangeduid als Mundo Nobo.

Misère

Het duurde, na de stunt van De Jongh, niet lang voordat het noodlot toesloeg op het eiland. De mannen die geholpen hadden het fruit aan land te brengen, waren de eersten die werden getroffen door de ziekte. Een dokter stelde Cholera vast. Binnen enkele dagen was de halve bevolking van Rincon ziek. Elke dag waren er wel 1 of meerdere doden te betreuren. Volgens het Apostolistisch Vicariaat van Curaçao, zoals het Katholieke Bisdom werd genoemd in zogenaamde missielanden, overleden in die periode niet minder dan 114 personen in Rincon.

De commandeur van het eiland, Cornelis Boyé, die net benoemd was als de eerste Gezaghebber, verzocht alle mensen uit Rincon om het dorp te verlaten en zich tijdelijk in het zuidelijk gedeelte van het eiland te vestigen, ver weg van de besmettingshaard. In de kroniek van de pastorie van Rincon van die tijd valt terug te lezen: “Door de angst voor de ziekte, zijn veel mensen weggetrokken. Ze hebben daarbij zieken en stervenden achtergelaten”.

Helaas pakte het goedbedoelde advies van Boyé juist averechts uit, omdat bewoners van Rincon met hun vertrek uit het dorp ook de Cholera meenamen naar de andere, nog niet besmette de delen van het eiland. Het is niet helemaal duidelijk hoeveel mensen daardoor uiteindelijk in Playa zijn komen te overlijden, maar gezien het feit dat hier veel meer mensen woonden dan in Rincon, is het waarschijnlijk (beduidend) meer geweest dan de 114 doden die Rincon te betreuren had.

‘Huki di Suit’

Volgens onderzoek dat pater Paul Brenneker heeft verricht, werd in die tijd een aparte hoek ingericht in de Katholieke begraafplaats te Kralendijk, om de mensen die aan Cholera waren overleden daar te begraven. Dit gedeelte van de nog altijd in gebruik zijnde begraafplaats, kreeg de naam ‘Huki’ Suit’ mee, ofwel De Zuidhoek.

“Ook toen er al lang geen Cholera meer was op het eiland, bleef er een grote angst bestaan voor deze hoek van de begraafplaats waar veel slachtoffers van de ziekte werden begraven. Niemand wou zich naar deze hoek van het kerkhof begeven en men durfe er al helemaal niet in de grond te spitten. De angst bestond dat als men dat gedeelte van de begraafplaats aan zou raken, de Cholera ook terug zou kunnen komen”, aldus Brenneker in een artikel dat hij schreef voor de Amigoe van Curaçao.

Nog steeds wordt de ‘huk’i suit’ door veel mensen gemeden. Er staan nog steeds minder graven dan in andere delen van de Katholieke begraafplaats van Kralendijk. Foto: Boi Antoin

Gezaghebber Boyé

Cornelis Boyé was de gezaghebber die de chaotische situatie op het eiland door de Cholera voor zijn kiezen kreeg. Boyé werd op 7 februari 1854 benoemd en hij zou die functie blijven bekleden tot 5 di januari 1859. Boyé kwam op 20 juli 1805 ter wereld als zoon van Ludwig Christoph Boyé. Boyé senior was naar Curacao gekomen vanuit Gottingen, en bekleedde tussen 1816 en 1819 de functie van Commandeur op Aruba. Boyé junior, die eigenlijk werkte als supervisor bij de zoutpannen, verving de gezaghebber van die tijd, Jan Schotborg Claaszoon, met enige regelmaat.

Op het moment dat Schotborgh Claaszoon in 1853 voor langere tijd naar Curacao moest voor een medische behandeling, werd Cornelis Boyé dan ook benoemd als interim gezaghebber. Toen bleek dat Schotberg, vanwege dezelfde gezonheidsredenen, de functie niet meer op zou kunnen nemen werd Boye in 1854 formeel benoemd als de nieuwe gezaghebber van Bonaire.

Deel dit artikel