Opinie

Nederlands ingrijpen als precisie-bombardement

Volgens psycholoog Harald Linkels is niet- ingrijpen in situaties waarin dat eigenlijk wel nodig is, ook niet de juiste keuze.
Harald Linkels

Volgens psycholoog Harald Linkels is niet-ingrijpen in situaties waarin dat eigenlijk wel nodig is, ook niet de juiste keuze.

Door Harald Linkels

Kralendijk- Een post op Social Media van oud PDB-leider Jopie Abraham over een vermeend op handen zijn ingrijpen van Nederland op Bonaire, net zoals zij eerder op St. Eustatius heeft gedaan, leidde tot een storm van reacties.

Behalve de nodige meningen van burgers, voelde ook Staatssecretaris van BZK Raymond Knops zich geroepen een duit in het zakje te doen. “Niks van waar”, meende Knops, die er direct aan toevoegde dat als Nederland wèl voornemens was om in te grijpen, hij het eveneens zou ontkennen. De ontkenning van Knops was evenwel consistent met geluiden die hij eerder had laten horen. Hoewel de bewindsman recent nog toegaf dat er aan Nederlandse zijde wel zorgen leven over het Boneriaanse bestuur, gaf hij ook aan dat Bonaire ‘nog ver verwijderd was’ van een situatie zoals deze zich op Sint Eustatius had voorgedaan.

Abraham houdt evenwel vol dat er een draaiboek klaarligt om het bestuur op Bonaire ‘onder curatele’ te stellen.

Het wellis-nietes tussen Knops en Abraham roept de vraag op of mogelijk Nederlands ingrijpen per definitie maar één vorm kent, namelijk een ingrijpen ‘à la St. Eustatius’. Het antwoord daarop lijkt, logisch analyserend, nee te zijn. Immers, als er een speciale wet geschreven kon worden voor de overname van het lokale bestuur op St. Eustatius, waarom zou Nederland dan niet gericht kunnen ingrijpen op Bonaire, slechts daar waar het dat nodig acht?

Het probleem met Nederlands ingrijpen, of beter gezegd het niet-ingrijpen wanneer dat wel nodig is, leidt helaas ook tot reputatieschade voor Nederland. Wie de conclusies van het inmiddels befaamde -doch grotendeels genegeerde- Rapport Spies nog eens naleest, merkt op dat de burger totaal geen onderscheid maakt tussen zaken waarvoor het lokale bestuur- en zaken waar Nederland verantwoordelijk voor is. Dat is, vanuit het perspectief van de burger, ook wel begrijpelijk. Die ziet voortbestaande armoede, een niet aflatende hoeveelheid kraters in de openbare wegen en verder maar weinig sociaal-economische vooruitgang. Weet de burger eigenlijk wel wat nu precies de taak van Nederland is en waar, aan de andere kant, het lokale bestuur verantwoordelijk voor is? Waarschijnlijk niet.

Het opzij schuiven van de lokale bestuurders en volksvertegenwoordigers -en mogelijkerwijs zelfs uitstellen van lokale verkiezingen- zoals gebeurd op St. Eustatius, kan welhaast worden omschreven als een paardenmiddel, om te redden wat er te redden viel. Pleiten voor een soortgelijke actie op Bonaire zou enerzijds niet erg vaderlandslievend, maar misschien ook wel teveel van het goede zijn.

Toch lijkt er wel een case te maken voor een heel gericht ingrijpen van Nederland op die dossiers waar dat nodig -sterker nog- noodzakelijk is. Een voorbeeld van een dergelijke noodzaak is de situatie op Bonaire International Airport (BIA). Het bestuurscollege, bestaande uit restanten van de ooit machtige UPB en twee afvallige leden van de Democratische partij, presteerde het niet alleen om de goed gekwalificeerde en goed functionerende directeur Michael Nicolaas weg te pesten, maar stuurde ook nog eens de voltallige -en niet minder goed gekwalificeerde- Raad van Commissarissen naar huis. Het resultaat: een onbestuurbare overheidsorganisatie, van vitaal belang voor niet alleen de hele economie, maar zelfs de gehele samenleving van Bonaire. Het handelen van het bestuurscollege in deze, die haar eigen handelen uiteraard goed wist te praten, kan nog het best worden omschreven als een staaltje Russische Roulette.

Dat roept, nogmaals, de vraag op of een Nederlands ingrijpen alleen maar 2 smaakjes kent: of helemaal, of helemaal niet? Zou van het Nederlandse kabinet niet mogen -of sterker nog, moeten- worden verwacht dat zij direct en doortastend ingrijpt, daar waar zij dat nodig acht? Als een soort precisie-bombardement om te voorkomen dat er economische of andersoortige schade ontstaat die grote consequenties heeft voor ofwel de economie of anderzins het welzijn van de burgers op het eiland?

Een leerpunt vanuit de situatie op St. Eustatius is dat zorgen niet vanzelf overgaan en dat -zoals het bekende spreekwoord al stelt- zachte heelmeesters stinkende wonden maken. Wat krom is, is krom en niet recht. Zowel het Nederlandse kabinet als weldenkende lokale burgers weten precies waar de schoen wringt en waar zaken spelen die vanuit het perspectief van Good Governance niet door de beugel kunnen.

De wrange waarheid is dat, bij het laten voortduren van situaties zoals bij BIA, de schade alleen maar groter wordt en het, ook voor het Nederlandse Kabinet, meer tijd, energie en geld zal kosten om de zaken -eenmaal ontspoord- weer op de rails te krijgen. De vraag is of men het wel zover moet laten komen.

Deel dit artikel