Weekendverhaal van de Schrijfclub
Beetje ziek
Een langgerekte kreun schalt, door de gebrekkige akoestiek, door de bibliotheek. De aanwezigen kijken verschrikt op en zien hoe een meisje haar lichaam vooroverbuigt en vervolgens met een soepele beweging weer terugveert in een verticale positie. Tegelijkertijd probeert ze haar neus te ontstoppen met een krachtige inhalering. Dit gaat gepaard met een geluid waar een volwassen olifant jaloers op zou zijn. Haar vriendin kijkt haar goedkeurend aan. “Zie je nou wel dat die uien helpen. Vanavond weer doen.
” Trompet en Drup zitten achter een scheidingswandje te kwetteren over hun ongemakken.
Ik ken de betreffende jongedames niet, dus heb ze gemakshalve maar een naam gegeven die bij hun ziektebeeld past.
Drup houdt een samengepropte doek tegen haar reukorgaan. “Hè getverdegetver, mijn zakdoek is helemaal drijf. En ik heb geen andere. Zo meteen stop ik een tampon in m’n neus.” De vriendinnen proesten het uit. “Serio?” vraagt Trompet, meteen gevolgd door een tweede olifantenimitatie. “Door dat gelach is mijn neus alweer gaan lopen”, zegt Drup. En met een haal trekt ze haar arm langs haar neus, waarmee ze alle vocht en druppels deponeert in de mouw van haar blouse. “Dat ding gaat vanavond toch wel in de was hè?” merkt Trompet op. “Anders ga ik morgen mooi niet naast je zitten.” “Ja, dat zal wel moeten anders staat hij morgen helemaal stijf”, kaatst Drup terug, waarop ze allebei weer in een stuip liggen. “Ik blijf morgen lekker thuis” zegt Drup terwijl ze haar zakdoek uitspreidt en minutieus controleert. “M’n moeder kan wel bellen en zeggen dat ik een beetje ziek ben.” “En ik dan?” klinkt het snotterig van Trompet. “Jij kunt mooi de rest van de klas aansteken, krijgen we misschien een dagje vrij.” antwoordt de nu geheel verstopte Drup. De dames staan vervolgens op en lopen, elkaar een beetje ondersteunend, naar buiten. Ik zie ze vanachter mijn bibliotheekboek gaan en bedenk melancholisch dat de toekomst van Bonaire even uitgesteld wordt door een verkoudheid.
Joseph