Oud-gedeputeerde Kroon verliest rechtszaak tegen door RCN gegeven ontslag
Door Harald Linkels
Kralendijk- Oud-gedeputeerde James Kroon, tevens leider van de Union Patriotico Boneriano (UPB) heeft de rechtszaak verloren die hij aanspande tegen de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), Ronald Plasterk. Kroon spande de rechtszaak aan tegen de minister als formele baas van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN), omdat hij van mening is dat hij ten onrechte werd ontslagen als medewerker van het Korps Douane. De Douane valt, als onderdeel van de Belastingdienst Caribisch Nederland, direct onder het RCN.
De zaak heeft zijn oorsprong in een aangifte die toenmalige gezaghebber Lydia Emerencia deed bij het Openbaar Ministerie (OM) tegen Kroon, die op dat moment de functie van gedeputeerde bekleedde. Volgens Emerencia had Kroon zich schuldig gemaakt aan strafbare feiten door een kennis van hem, met achternaam Hart, te bevoordelen bij de aanvraag van een taxivergunning.
Voor het verkrijgen van een dergelijke vergunning bestaat normaal een zeer lange wachtlijst, die Kroon op slimme wijze dacht te omzeilen. Zo legde Kroon de aanvraag voor de vergunning direct ter ondertekening voor aan het BC, iets wat hij uit hoofde van zijn functie makkelijk kon doen. Kroon verzuimde echter onder meer om advies in te winnen bij de Commissie Openbaar Vervoer (COV), die normaal ook advies geeft over dergelijke aanvragen.
Hoewel Kroon uiteindelijk niet werd veroordeeld in de tegen hem in gang gezette strafzaak, was de zaak toch aanleiding voor de RCN om Kroon te ontslaan als medewerker van de Douane, waar hij tot op dat moment nog officieel in dienst was. Dit betekende voor Kroon dat hij, na zijn gedeputeerdeschap, geen baan meer had waarnaar hij zou kunnen terugkeren.
Kroon voerde in de rechtszaak tegen Plasterk onder meer aan dat hij een onberispelijke staat van dienst had van meer dan 30 jaren. Ook stelde Kroon dat de normale procedure bij dit soort vergunningen in feite nooit echt werd gevolgd. Volgens Kroon volgde hij slechts de wijze van handelen die hij, bij zijn aantreden als gedeputeerde, reeds had aangetroffen.
Rechter mr. G.P.M van den Dungen zegt in het gewezen vonnis onder andere over het verweer van Kroon: “Kroon heeft gesteld dat hij zich binnen de normale procedure bewoog. Het Gerecht kan die stelling niet onderschrijven. Dat valselijk opmaken van aanvragen de norm was blijkt nergens uit, evenmin als het passeren van de COV dat was. Dat laatste was nu juist de aanleiding tot het instellen van het onderzoek in het geval Hart. In dat licht is de stellingname dat Kroon zich disculpeert omdat zijn handelen hem door ambtenaren is geadviseerd, onbegrijpelijk: hij heeft zelf de ambtelijke omgeving onder druk aangezet tot het omzeilen van de geldende procedures”, aldus het Gerecht in haar oordeel.
Verder overweegt de Rechter ook dat de werkgever van Kroon, behalve zich te verdiepen in het strafdossier van het Openbaar Ministerie, ook uit ander onderzoek de conclusie heeft kunnen trekken dat Kroon zich aan de verweten gedragingen heeft schuldig gemaakt. Van Dungen wijst hier met name naar het rapport dat de Stiching Overheidsaccountantsbureau (SOAB) in juni 2013 over de zaak uitbracht.
Rechter van Dungen stelt in zijn uitspraak verder: “In de uitoefening van zijn ambtelijke functie bij de Douane, waarin hij is belast met fysiek toezicht, worden onkreukbaarheid, betrouwbaarheid en integriteit gevergd. Die functie veronderstelt dat hij zich laat leiden door deze eisen van algemeen belang en dat hij ongerechtvaardigde individuele bevoordeling afwijst. In dit verband is het zorgelijk te constateren dat Kroon meer dan eens te kennen heeft gegeven van de maatregel niets te begrijpen. Dat wijst erop dat hij niet het inzicht heeft dat hij iets laakbaars heeft gedaan”.
Het gerecht komt, op basis van de aangegeven overwegingen tot het oordeel dat het RCN Kroon, ondanks zijn lange staat van dienst, op juiste overwegingen heeft ontslagen en dat het verleende ontslag om die reden ook in stand dient te worden gehouden.