Nieuws van Bonaire

Hoe de oorlog ook de Caribische delen van het Koninkrijk raakte

Gevmins Cuaracao, Aruba en Sint Maarten bij de dodenherdenking op de dam in Amsterdam dd: 4-5-2017
De gevolmachtigde ministers van Curaçao, Aruba en Sint Maarten leggen jaarlijks op 4 mei mede namens de Koninkrijksregering een krans bij het Monument op de Dam | Foto Nico van der Ven

 

Door René Zwart©

1200

Niet alleen in Nederland, maar in het gehele Koninkrijk worden vandaag de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog herdacht. Want wat vele Europese Nederlanders zich niet realiseren is dat de Caribische delen van het Koninkrijk eveneens zijn aangevallen door de Duitsers. Die probeerden de raffinaderijen op Curaçao en Aruba uit te schakelen omdat deze brandstof leverden aan de geallieerden. Het is ook maar weinigen bekend dat tientallen Caribische Nederlanders tijdens de Tweede Wereldoorlog een actieve rol hebben vervuld in het verzet zoals George Maduro en Boy Ecury die hun heldendaden met hun leven hebben moeten bekopen. Reden voor Koninkrijksrelaties.nu om vandaag de Caribische betrokkenheid bij de oorlog te belichten.

‘Boy, een Antilliaanse jongen in het Nederlandse verzet’

Boy Ecury

Segundo Jorge Adelberto (Boy) Ecury is op 23 april 1922 geboren in Oranjestad als zevende in een katholiek gezin van dertien kinderen. Zijn vader Dundun was een bemiddeld zakenman. Omdat zijn ouders vonden dat hij zich op de fraterschool te opstandig gedroeg werd Boy samen met zijn broer Nicky naar de St. Augustin Military Academy op Puerto Rico gestuurd. Daar waren ze echter vanwege hun donkere huidskleur niet welkom. Zo kwamen zij in 1937 terecht in het Brabantse Oudenbosch bij de Broeders van St. Louis waar Boy zijn handelsdiploma behaalde. In het dorp waren de broers een bezienswaardigheid. Nederland was nog geen immigratieland en donkere mensen waren al helemaal een uitzondering.

Brandbommen

1200

In mei 1940 was Boy er ooggetuige van hoe Rotterdam door de Duitsers werd gebombardeerd. De ellende, de overheersing en het geweld dat hij om zich heen zag prikkelde zijn toch al opstandige karakter. Aanvankelijk uitte zich dat in relatief onschuldige pesterijtjes richting Duitse soldaten. Via een Curaçaose student, Luis de Lannoy, raakte hij betrokken bij het verzet. De twee correspondeerden met elkaar in het Papiaments op briefpapier met een portret van Willem van Oranje. Boy sloot zich aan bij de Oisterwijkse Raad van Verzet. Met zelfgemaakte brandbommen bestookte hij Duitse vrachtauto’s. Hij saboteerde spoorlijnen en bood hulp aan onderduikers en geallieerde piloten. Op een gegeven moment moest Boy zelf onderduiken. De Duitsers maakten fanatiek jacht op het verzet en met zijn donkere huidskleur viel Boy te veel op. Hij hield zich enige tijd schuil op een zolder van een boerenschuur. Toen zijn vriend De Lannoy op 10 februari 1944 na te zijn verraden werd gearresteerd, deed Boy een vergeefse poging hem te bevrijden uit de gevangenis in Utrecht.

In het najaar van 1944 trokken de geallieerden richting Tilburg. Boy wachtte de bevrijding – op 26 oktober werd Oisterwijk door Schotse eenheden ontzet – niet af. Hij ging naar Den Haag waar hij zich aansloot bij de knokploegen die aanslagen pleegden op leden van de Nederlandse Nazibeweging. Op zondag 5 november 1944 werd Boy in Rotterdam door de Sicherheitsdienst opgepakt. Hij bleek te zijn verraden door een bekende. Hij werd overgebracht naar de gevangenis in Scheveningen (het ‘Oranjehotel’) om een dag later – 22 jaar jong – in de duinen van de Waalsdorpervlakte te worden gefusilleerd. In 1947 werd hij met militaire eer herbegraven op Aruba. Twee jaar later werd er aan de L.G. Smith Boulevard in Oranjestad een standbeeld voor hem opgericht, maar het duurde nog tot 1984 voordat Boy Ecury postuum het Nederlandse verzetsherdenkingskruis toegekend werd.

Documentaire

Ted Schouten, de zoon van een jongere zus van Boy, maakte in 1985 een documentaire over zijn neef. Ook verscheen in dat jaar het boek ‘Boy Ecury, een Antilliaanse jongen in het verzet’ waarvoor hij dankbaar gebruik maakte van uniek historisch materiaal dat hij terugvond op zolder van Boy’s grootouders. In 2003 werd de film ‘Boy Ecury’ uitgebracht onder regie van Fransz Weisz naar een scenario van Arthur Japin. Dat niet iedereen in Nederland de heldenmoed van Boy Ecury is vergeten bleek in 2010 toen in de gemeente Oisterwijk een straat naar hem werd vernoemd. En vorige maand werd in Amsterdam een brug naar hem vernoemd. Jaarlijks leggen Arubaanse studenten op 4 mei een krans bij het monument op de Waalsdorpervlakte.

Rocargo

Op 4 december 1946 schreef koningin Wilhelmina een brief aan de ouders van Boy: ,,Uw zoon Segundo heeft niet geaarzeld om als trouwe Vaderlander uit West-Indië zijn beste krachten te wijden in den strijd tegen den overweldiger. Hem moet ongetwijfeld de mogelijke consequentie van zijn ondergrondsch werk voor oogen gestaan hebben. Niettegenstaande deze wetenschap week hij niet uit en zag met een gerust geweten de mogelijkheid van het brengen van het hooge offer van zijn leven tegemoet. Toen hij dan ook tesamen met eenige andere ondergrondsche strijders te Rotterdam gearresteerd werd, wist hij welk lot hem te wachten stond. Met groote rust en vol komen overgave aan God’s wil gaf hij voor ons aller vrijheid zijn leven voor het Duitsche vuurpeloton in de duinen van Scheveningen. Ik kom U en Uw kinderen bij dit smartelijke verlies Mijn innige deelneming betuigen. Hij was een groot zoon van hen, die onder onze Nederlandse driekleur leefden en streden. Met trots zal ik zijn daden blijven gedenken.”

Stommiteit Duitse kanonnier redde raffinaderij op Aruba

 

De raffinaderijen op Curaçao en Aruba waren in de Tweede Wereldoorlog belangrijke leveranciers van brandstof voor de luchtmacht van de geallieerden. Reden waarom de eilanden letterlijk onder vuur van de Duitsers kwamen te liggen. Begin 1942 werd de onderzeeboot U-156 naar Aruba gedirigeerd om tankers die vanuit Venezuela olie aanvoerden te onderscheppen en zo mogelijk ook de raffinaderij zelf uit te schakelen. Bij een eerste aanval werden verschillende schepen in de San Nicolasbaai getorpedeerd. Voor Oranjestad en San Nicolas werd verduistering ingesteld, er kwam dienstplicht en met hulp van de op het eiland gestationeerde Amerikaanse legereenheden werd bij de raffinaderij afweergeschut geïnstalleerd.

Op 16 februari dook de U-156 op voor de kust van San Nicolas. De jonge Duitse luitenant ter zee Dietrich-Alfred von dem Borne kreeg als dienstdoende kanonnier het bevel de raffinaderij te beschieten. Hij besloot te wachten totdat een groepje mensen dat langs de opslagtanks liep uit het schootsveld was verdwenen. Afgeleid als hij was vergat hij vervolgens een veiligheidsklep in de juiste stand te zetten. Het kanon explodeerde waardoor een schutter om het leven kwam en Von dem Borne zijn rechterbeen verloor. De gehavende U-156 zette de aanval nog wel even voort met lichter geschut, maar blies uiteindelijk de aftocht. Na in een ziekenhuis op Martinique te zijn behandeld, werd Von dem Borne gerepatrieerd. Een jaar later werd de U-156 in de buurt van Barbados door een Amerikaanse bommenwerper inclusief de volledige bemanning tot zinken gebracht.

Door toeval is het verhaal van het ontplofte boordgeschut aan het licht gekomen. Enkele jaren na de oorlog bracht een Amerikaans staflid van de Lago-raffinaderij zijn verlof toerend in zijn auto met Arubaans kenteken door in Europa. Bij een benzinestation in Duitsland werd hij aangesproken door de mank lopende pompbediende die bij het zien van de Arubaanse nummerplaat uitriep ,,Dat is waar ik mijn been heb verloren” en zijn – door historici bevestigde – verhaal deed.

George Maduro: naamgever van vrolijk oorlogsmonument

George Maduro

George John Lionel Maduro werd op 15 juli 1916 in Willemstad geboren als achterkleinzoon van de stichter van de invloedrijke joodse firma S.E.L. Maduro & Sons. Hij studeerde rechten aan de Universiteit van Leiden toen de Duitsers Nederland op 10 mei 1940 binnenvielen. Als reserve-officier (2e luitenant) der Huzaren werd hij ingezet in de regio Den Haag, onder meer bij de Oude Tolbrug aan de Vliet. Hij leidde een aanval op Duitse parachutisten die zich verschanst hadden in de villa Leeuwenbergh te Rijswijk. Hij hield de Duitsers lang genoeg op om leden van de regering de gelegenheid te geven naar Engeland uit te wijken.

Verraad

In maart 1942 verplichtte de Duitse bezetter alle reserve-officieren zich te melden. Maduro deed dit niet en dook onder bij familie van een studievriend. Hij sloot zich aan bij het verzet en hielp geallieerde piloten via een zuidelijke route naar Spanje en Portugal te vluchten. Om zich in Londen te kunnen aanmelden voor de Nederlandse strijdkrachten ging hij zelf eind juni 1943 ook op weg naar Spanje. Door verraad viel hij aan de Belgisch-Franse grens in handen van de Duitsers en werd, als militair, geïnterneerd in Saarbrücken. In september 1942 diende de vader van George, Jossy M.L. Maduro, een verzoekschrift in bij koningin Wilhelmina. Hij vroeg om de uitwisseling van zijn zoon tegen op Bonaire geïnterneerde Duitsers. De regering ging er niet op in. Ruim een jaar later, in november 1944, werd George vanwege de geallieerde opmars naar het concentratiekamp Dachau getransporteerd. Daar overleed hij op 8 februari 1945 aan tyfus. Koningin Wilhelmina schreef zijn ouders: ,,Met trots zal ik zijn daden blijven gedenken.”

Moed en trouw
Op 9 mei 1946 werd aan George Maduro postuum de Ridder 4e klasse der Militaire Willems-Orde toegekend voor zijn heldhaftige optreden in Rijswijk. De motivering luidde als volgt: ,,Heeft zich in den strijd door het bedrijven van uitstekende daden van moed, beleid en trouw onderscheiden, door op 10 Mei 1940 als Commandant van een peloton jonge soldaten met veel beleid en op eigen initiatief de overmeestering te ontwerpen en voor te bereiden van de achter de Vliet bij Rijswijk door den vijand bezette villa Leeuwenbergh. Met zeer veel moed aan het hoofd van twee groepen de onder vijandelijk mitrailleurvuur liggende brug over de Vliet overschreden, den aanval op het versterkte steunpunt persoonlijk geleid en bij den stormaanval als eerste binnengedrongen, het verzet aldaar gebroken en de bezetting krijgsgevangen gemaakt.”

Monument

Voor George werd een bijzonder monument opgericht. Ter nagedachtenis maakten zijn ouders Jossy en Rebecca in 1952 de bouw van het miniatuurstadje Madurodam financieel mogelijk. Temidden van kenmerkende Nederlandse gebouwen staat ook een model van het geboortehuis van George in Scharloo. In de statuten werd opgenomen dat de opbrengst van het park – ook wel het ‘vrolijkste oorlogsmonument van Nederland’ genoemd – naar goede doelen gaat. Miljoenen Nederlanders en buitenlandse toeristen hebben het stadje sindsdien bezocht zonder zich bewust te zijn van de bijzondere ontstaansgeschiedenis. Om daarin verandering te brengen werd het honderdste geboortejaar van George door het attractiepark aangegrepen voor een groots eerbetoon aan zijn naamgever. Voor de entree werden standbeelden geplaatst van een kleine en een volwassen George, er werd een theater geopend waar een korte film over zijn leven wordt vertoond, de George Maduro-lezing werd ingesteld, er verscheen voor scholieren een stripboek en Kathleen Brandt schreef de biografie ‘Ridder zonder vrees of blaam’. Bij de jaarlijkse herdenking bij het Nationaal Dachau Monument op 21 april jl. vertelde zij over haar zoektocht door het korte leven van verzetsheld Maduro:

‘We kunnen nog zo veel leren van George Maduro’

Prinses Beatrix bij de onthulling van het standbeeld van George Maduro | Foto RZ

Door Kathleen Brandt

Toen ik in februari 2015 aankwam bij Gedenkstätte Dachau bleef ik een tijdje bij de poort staan. Voor mij was Dachau de laatste etappe in een ontdekkingsreis, ondernomen om twee vragen te beantwoorden: wie was George Maduro, naamgever van Madurodam, werkelijk? En hoe zag zijn leven eruit? Ik begon deze reis op de plek waar George Maduro zijn leven begon: een statige villa in een chique wijk van Willemstad op Curaçao. Daar, op 15 juli 1916, werd hij geboren als oudste kind en enige zoon van de rijkste en machtigste familie van het eiland.

Na Curaçao ging ik naar Den Haag waar George Maduro op tienjarige leeftijd naar toe kwam voor zijn onderwijs. Daarna naar Leiden waar hij rechten studeerde met als doel – het grote doel van zijn leven, tenminste volgens zijn familie – terug te keren naar Curaçao en de leiding over te nemen van S.E.L. Maduro & Sons, het internationale scheepsvaartconglomeraat opgericht door zijn overgrootvader. ,,Zoals je weet zijn aller verwachtingen op jou, en op jou alleen gericht,” schreef zijn vader hem toen hij 21 was. Die herinnering had George niet nodig. Heel zijn leven hadden de hoge verwachtingen van zijn familie hem achtervolgd. Voor falen was geen ruimte.

Gevangen

Vervolgens ging ik naar Amersfoort waar George, eenmaal opgeroepen voor zijn militaire dienst, een opleiding volgde als reserve-officier in de Cavalerie. En terug naar Den Haag waar hij, als 23-jarige reserve-tweede luitenant in het heetst van de strijd terecht zou komen op 10 mei 1940. Die dag zou hij een moedige en zeer succesvolle verrassingstegenaanval leiden die als resultaat had dat de Duitse opmars naar de Residentie werd vertraagd. Hij zou er later, postuum, de Militaire Willemsorde voor ontvangen.

In 1943 verliet hij Den Haag waar hij ondergedoken had geleefd en in het verzet zat, en waar hij ook maandenlang gevangen zat in het Oranjehotel. Zijn doel was Engeland. Maar daar kwam hij nooit aan. Het ging mis in Brussel. Daar werden hij en zijn groep verraden door een zeer bekwame beroepsverrader. Zij werden gearresteerd door de Gestapo. Nu begon het steeds grimmiger te worden. Na Brussel ging ik naar Saarbrücken. Ik stond buiten de gevangenis waar George Maduro 14 maanden doorbracht in een koude, smerige isoleercel. En waar hij, toen de gevangenis werd gebombardeerd en het gevangenispersoneel zich haastte naar de schuilkelder en de gevangenen aan hun lot overlieten, zijn ontsnappingskans liet schieten om medegevangenen te redden uit het puin.

De hel op aarde

Uiteindelijk kwam ik bij de laatste etappe. Dachau. Daar werd George Maduro binnengebracht op 25 november 1944, na een reis van elf dagen, omdat de gevangenis in Saarbrücken werd ontruimd vanwege de opmars van het Amerikaanse leger. En daar eenmaal aangekomen, de laatste etappe in mijn reis, bleef ik een tijdje bij de poort staan.

Velen van u hebben ook de reis naar Dachau gemaakt. U heeft ongetwijfeld uw eigen gedachten bij het moment dat u voor het eerst aankwam bij de poort waar de herinnering aan de verlossing – die mooie plaquetten gewijd aan de Rainbow en Thunderbird divisies van het Amerikaanse 7de leger die het kamp bevrijdden op 29 april 1945 – wordt overschaduwd door de realisatie die onvermijdelijk en zo levend op je afkomt, van de hel op aarde die Kamp Dachau was, 12 jaar lang. Toen ik daar stond kwam er één gedachte in mij op: Dit is waar het verhaal eindigde. Want George Maduro stierf in Dachau aan vlektyfus op 8 februari 1945, elf weken en drie dagen voor de bevrijding van het kamp. Ik had tegen die tijd het gevoel dat ik hem kende. Het waren niet de grote gebeurtenissen uit zijn leven die mij dat gevoel gaven, maar kleinere dingen.

Onvoorwaardelijke loyaliteit

De keuzes die hij maakte. Zoals de keuze om tijdens de bezetting elke dag op straat te lopen zonder ster die de bezetter verplicht had gesteld voor Joodse Nederlanders zoals hij. En in Saarbrücken toen de gevangenis nog een keer gebombardeerd werd en hij een reële kans had om te ontsnappen, de keuze om eerst op zoek te gaan naar zijn vriend Oncko die daar ook gevangen zat waardoor ook deze ontsnappingspoging mislukte. En de keuze die minder een keuze dan een diepgewortelde overtuiging was van constante en onvoorwaardelijke loyaliteit aan een vaderland dat niet even constant en onvoorwaardelijk loyaal was aan hem, een Jood, een Antilliaan.

En ook de dingen die hij betreurde. In Saarbrücken zei hij ooit dat wat hij het meest betreurde in zijn leven het niet halen van zijn meestertitel was. Dus, niet verraden en gearresteerd worden, maar het teleurstellen van de hoopvolle verwachtingen van zijn familie. Tegen de tijd dat hij terechtkwam in Dachau was daar verandering in gekomen. Hij hield van zijn ouders, maar had zich gerealiseerd dat hij niet meer altijd kon doen wat zij wilden ‘omdat hij zichzelf moest zijn’. Ongelofelijk wrang dat daar een oorlog voor nodig was.

George Maduro leeft voort

Toen zijn wereld in chaos verviel toonde George Maduro zijn ware karakter. Moedig. Loyaal. Principieel. Iemand met een ruggengraat. Iemand die, ondanks zijn eigen ellende, aan anderen dacht en ze hielp waar en wanneer hij kon. ,,Ik heb het aan hem, en aan hem alleen, te danken dat ik het heb kunnen uithouden,” zei een medegevangene. Een ander vertelde hoe George altijd een opwekkend woord had voor zijn lotgenoten, en, misschien nog merkwaardiger, met de bewakers over het Nationaal-Socialisme sprak en ze onderwees dat het niet deugde, zonder dat zij kwaad werden. George ‘had iets te vertellen, er ging iets van hem uit,’ zei hij.

Het was pas later, terug in Nederland, dat ik me realiseerde dat ik ongelijk had. ‘Dit is waar het verhaal eindigde’, dacht ik toen ik bij de poort van Dachau stond. Ik had het mis. Dachau is waar zijn leven eindigde. Maar zijn verhaal ging door. Na de oorlog wilden zijn ouders een monument voor hem stichten. Zij dachten aan een plaquette of een standbeeld, maar een vriendin had een beter idee. Het werd Madurodam, ‘s werelds vrolijkste oorlogsmonument en een plaats waar jonge mensen leren over de wereld om hun heen. Over de geschiedenis van Nederland. Over democratie.

Er is een oud Joods gezegde dat luidt: ‘Je bent pas echt dood als er niet meer aan je gedacht wordt’. In die zin leeft George Maduro nog. Gelukkig, want wij kunnen nog zo veel van hem leren.

Kathleen Brandt is auteur van de biografie ‘Ridder zonder vrees of blaam’ over verzetsheld George Maduro. Bovenstaande tekst heeft zij uitgesproken bij de Dachauherdenking op 21 april bij het Nationaal Dachau Monument in Amstelveen.

Kathleen Brandt bij de presentatie van haar biografie over George Maduro | Foto RZ
Deel dit artikel