Rechter in vonnis toch ook kritisch op OLB inzake in buitenland vastzittende burgers
Kralendijk- Hoewel het Openbaar Lichaam Bonaire (OLB) in haar communicatie vooral doet voorkomen of zij gelijk heeft gekregen van het Gerecht in Eerste aanleg, als het gaat om de repatriëring van in het buitenland gestrande burgers, toont de rechter zich in het vonnis van 9 april jl. toch op punten vrij kritisch over de handelswijze van de lokale overheid.
Zo valt uit het vonnis, dat Bonaire.nu inmiddels in handen heeft, af te lezen dat er sprake was van veel tegenstrijdige berichtgeving vanuit het OLB als het gaat om deze repatriëring.
Tegenstrijdige berichten
Onder het kopje ‘De feiten’ valt te lezen dat het OLB op verschillende momenten, verschillende zaken heeft gecommuniceerd. Zo werd op 18 maart 2020 door de Afdeling communicatie van het OLB aan (een van) de eisers gemaild: “Ingezetenen met een retourticket mogen terugvliegen naar Bonaire. U moet dan wel bij aankomst op Bonaire in vrijwillige quarantaine.”
Op 20 maart 2020 is van overheidswege het volgende nieuwsbericht gepubliceerd waarin onder andere wordt gesteld dat ‘bij wijze van uitzondering’ twee groepen burgers uit Colombia werden toegelaten. Daarnaast wordt geschreven dat het Eilandelijks Beleidsteam (EBT) ‘na samenkomst en na inwinning van advies van deskundigen ‘besloten is om tot 7 april ingezetenen niet te repatriëren’. Ook laat het OLB weten; “vóór 7 april zal er opnieuw overwogen worden of er kan worden overgegaan tot repatriëring of dat er andere hulpmaatregelen nodig zijn.”
Op 26 maart laat het OLB weten: “Verantwoorde repatriëring wordt voorbereid.” Op 27 maart deelt het OLB mee dat besloten is de repatriëring tot en met 30 april uit te stellen. Op 28 maart herroept het OLB het bericht van de 27ste en stelt zij dat die beslissing nooit door de Gezaghebber was genomen.
De gezaghebber heeft op 7 april 2020 ’s middags tijdens een persconferentie verklaard dat de repatriëring van ingezetenen op 14 april 2020 van start gaat. Dat op die dag de eerste groep naar Bonaire zal worden gebracht. Na die eerste groep zullen groepen van maximaal 50 inwoners naar het eiland worden teruggebracht.
Vordering van eisers
Degenen die het Kort Geding hebben aangespannen tegen het OLB eisen kort gezegd het volgende:
- Dat zij worden toegelaten tot het het eiland, onder de gestelde voorwaarden voor wat betreft Quarantaine
- Dat zij in staat worden gesteld terug te keren met de KLM of een andere maatschappij, voor kosten van het OLB
- Dat de Rechter een dwangsom oplegt aan het OLB in geval haar eisen niet worden ingewilligd
Beoordeling van het geschil
In haar vonnis van 9 april weegt het Gerecht diverse zaken af. Voor wat betreft haar vordering om tot het eiland te worden toegelaten stelt de Rechter dat het OLB hen in feite de toegang tot het eiland niet heeft geweigerd. Ook heeft het OLB aangevoerd dat zij die wel op het eiland zijn aangekomen, uiteindelijk ook zijn toegelaten. Wel stelt het gerecht dat in de praktijk de inwoners moeilijk op Bonaire zullen kunnen geraken.
De tweede vordering bevat twee elementen, namelijk het verplichten van bet OLB tot het repatriëren van de eisers, en (ten tweede, red.) het bepalen dat die repatriëring geschiedt op kosten van het OLB.
Het OLB heeft tegen het eerste deel van de vordering verweer gevoerd, waarbij haar stelling was dat repatriëring een verplichting is die een staat jegens haar ingezetenen heeft, dat de eisers de procedure daarom tegen de Nederlandse staat hadden moeten voeren en dat zij om die reden niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen.
Het Gerecht verwerpt dat verweer van het OLB, omdat zij het voldoende aannemelijk acht dat in een bodemprocedure zal worden geconcludeerd dat het OLB zichzelf tot deze repatriëring heeft verplicht en dat de eisers op deze toezegging van het OLB mogen afgaan.
Naar de mening van het Gerecht heeft het OLB zich tot repatriëring verplicht door verklaringen namens het OLB zelf, waaronder de nieuwsberichten van 20 en 26 maart 2020, de overwegingen in de Noodverordeningen en de persconferentie van de gezaghebber van 7 april 2020. “Nu het OLB zichzelf tot de repatriëring van de Bonairiaanse ingezetenen heeft verplicht, mogen de repatrianten het OLB aan die toezegging houden”, aldus het vonnis, dat verder opmerkt dat het desgewenst aan het OLB is om met (organen van) de Staat de feitelijke repatriëring af te stemmen.
Minder stellig is het Gerecht als het gaat om het tijdstip van repatriëring. “Naar het oordeel van het gerecht heeft het OLB in het verloop van de procedure, door de na de eerste mondelinge behandeling verschafte informatie en overgelegde stukken, voldoende aannemelijk gemaakt dat een gelijktijdige repatriëring van alle repatrianten, gegeven de thans beschikbare zorgcapaciteit, onder de huidige omstandigheden te risicovol is. Onder die omstandigheden valt de in dit kort geding te maken afweging tussen het belang van het OLB, met name het volksgezondheidsbelang, en het belang van de eisers en de andere repatrianten om met de eerste repatrieringsvlucht rnee te kunnen, uit in het voordeel van het OLB. Dat betekent dat het gerecht een gefaseerde repatriëring op zichzelf gerechtvaardigd acht”, aldus het vonnis.
Toch klinkt in de uitspraak van rechter ook wel kritiek door op de handelswijze van het OLB. “De eisers (en de andere repatrianten) mogen echter van het OLB nog steeds verwachten dat het met een bij een crisisperiode passende voortvarendheid zorg draagt voor een zo spoedig mogelijke (gefaseerde) repatriëring. Dat het OLB dat doet, is tijdens deze procedure niet overtuigend gebleken“.
Ook stelt het vonnis: “Uit deze mail (verwezen wordt naar een mail van 8 april jl waarin het OLB haar aanpak motiveerde, red.) blijkt dat de aangekondigde maatregel van maximaal 50 is gebaseerd op tijdelijke tekorten. Zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, valt niet in te zien waarom die tijdelijke tekorten een beslissing rechtvaardigen die voor meer dan 2 a 3 maanden zou moeten gelden. De voorraden worden immers binnenkort aangevuld. Verder wordt de zorgcapaciteit de komende tijd ook in anderszins uitgebreid”.
Daarnaast stelt het gerecht in haar afwegingen: “Het belang van de eisers en de andere repatrianten is groot. Bij 80-85 repatrianten zijn maar drie vluchten nodig, terwijl bij 50 dat ter vijf zijn. Dat scheelt een maand”.
Het gerecht schrijft verder dat met de huidige informatie en de frequente wijzigingen het nu te moeilijk is een verantwoorde inschatting te maken hoeveel personen maximaal per twee weken kunnen worden gerepatrieerd.
Beslissing
Hoewel de rechter tijdens de behandeling en in het vonnis (erg) uitgebreid ingaat op de argumenten van beide partijen, is hij kort in zijn beslissing.
Die beslissing is dat een voorlopige voorziening ten gunste van de eisers, wordt aangehouden tot 28 april 2020. Op 28 april 2020 zal de verdere (mondelinge) behandeling van de zaak worden voortgezet. Andere beslissingen worden, tot die tijd, eveneens aangehouden.
Selectief
Wat opvalt aan het door het OLB gisteravond uitgestuurde persbericht is dat zij (uitermate) selectief informatie uit het vonnis aanhaalt, namelijk slechts die passages die in haar voordeel spreken. Kritische elementen uit het vonnis, bijvoorbeeld bij de overwegingen van de rechter, zijn door het OLB niet gedeeld. Evenmin heeft de pers, tot zaterdagmiddag rond het middaguur, een kopie van het vonnis mogen ontvangen.