Nieuws van Bonaire

Jannet Butter op zondag: Terug naar Bonaire

Een man komt mij tegemoet lopen als ik door de Kaya Grandi loop. Hij komt mij vaag bekend voor. En dat is wederzijds. Dat meen ik te zien aan zijn reactie. Zijn ogen lichten even op en er verschijnt een vage glimlach. We groeten elkaar. Ik zoek in mijn geheugen.

Opeens weet ik het! Een tijdje geleden heb ik met hem op een bankje gezeten. Toen stond er een ijscokar op de boulevard. Er werden ijsjes met versieringen verkocht. En een klein jongetje brulde dat hij een olifant in zijn ijsje wilde. Geen flamingo en ook geen pinguïn. Deze man heeft de schreeuwerd toen een lesje geleerd. Door van de armen van het ventje een slurf te maken en in zijn vrije hand een hoorntje met ijs te duwen.

Als ik weer terug loop, zie ik iemand uit de ijssalon komen. Ik herken de man met wie ik op een bankje heb gezeten bij een ijscokar. IJs is kennelijk iets dat ons verbindt.

De man spreekt mij aan.  ‘Ik weet het weer,’ zeg ik lachend. ‘Olifant’ zegt de man, die zich voorstelt als Leonardo. Hij vraagt of ik ook een ijsje wil. ‘Pinguïn of flamingo?’ plaagt hij alsof hier ook verrassingen worden uitgedeeld. ‘Olifant,’ zeg ik ondeugend. Even later zitten we aan de overkant op de stoeprand met een ijsje.

Leonardo vertelt dat hij veel in het buitenland is geweest. Meer dan driekwart van zijn leven. ‘Niet omdat ik niet van Bonaire houd. Ik ben er geboren en getogen. Alleen ben ik wel weggegaan,’ zegt hij. ‘Ik heb een knappe kop.’ Hij ziet mij kijken. ‘Niet alleen aan de buitenkant, dushi.’ Weer die parelende lach. Leonardo kan goed leren. Daar kijk ik niet van op. Hij heeft gestudeerd in Nederland. En heeft altijd een goede baan gehad, waar hij veel voor heeft moeten reizen. Maar nu is hij ‘op leeftijd’. Bonaire trekt aan hem. Hier stond zijn wieg. Hier groeide hij op. Hier kuste hij zijn eerste vriendinnetje stiekem achter de cactushaag van buurman Gideon. En om al die redenen wilde hij terug. ‘Terug naar Bonaire,’ zegt hij. ‘ Af en toe maak ik nog wat korte reisjes naar de andere eilanden in de Caribbean. Die zijn ook zo mooi.’ Hij zwijgt even en lijkt in gedachten op één van die eilanden te zijn. ‘Maar ik ga vanuit hier ook nog een keer een grote reis maken, ‘ vult hij daarna aan.

‘Weet je, Leonardo?’ zeg ik. ‘Ik ben niet nieuwsgierig.’ Hij lacht. ‘Maar je wilt wel iets van mij weten,’ vult hij aan. Hij heeft gelijk. ‘Je vertelde dat je terug bent gekomen naar Bonaire. En dat je van hieruit ook nog een grote reis gaat maken.’ Nu glimlacht hij. Lijkt in de verte te staren. Ben ik te brutaal geweest? Ik wacht geduldig af. ‘Ja, dushi,’ zegt hij. ‘Ik ga nog één keer een reis maken. Die reis wil ik nergens anders vandaan maken dan vanaf hier. Het eiland waar ik geboren ben.’ Eigenlijk heb ik zijn laatste woorden niet meer nodig om te weten, dat mijn vermoeden juist blijkt te zijn. ‘Vanuit hier ga ik terug, dushi. Terug naar de Hemelse Vader.’ 

1200
Deel dit artikel