Zusters Franciscanessen sluiten na 182 jaar hun missie op Curaçao en Bonaire
WILLEMSTAD – Na een periode van 182 jaar beëindigen de Zusters Franciscanessen van Roosendaal hun missie op Curaçao en Bonaire. Deze beslissing is genomen wegens de afname van het aantal zusters en hun hoge leeftijden.
De Zusters Franciscanessen arriveerden in 1842 in Willemstad, Curaçao, na een verzoek van Mgr. Martinus Nieuwindt. Hij wilde het welzijn van plantagewerkers verbeteren door onderwijs en de bekering tot het katholicisme.
Eén van de Zusters beschreef haar indrukken onmiddellijk na aankomst op Curaçao: ‘Bij onze aankomst werden wij door zes soortgelijke mensen (i.e. slaven) bediend, allen zo zwart als Moren […]. Ik heb medelijden met die arme mensen, want zij worden bij velen nog minder als beesten behandeld’.
Scholen
De zusters hebben talrijke scholen en kloosters opgericht en gaven onderwijs aan duizenden kinderen, wat aanzienlijk heeft bijgedragen aan de lokale gemeenschappen.
Vanaf het begin legden de zusters de nadruk op het verbeteren van het onderwijs in de buitendistricten. In 1847 werd de eerste school in Barber opgericht. Op het eiland Bonaire wordt de eerste school in 1856 gesticht in Playa, Kralendijk en in 1864 te Rincon. Op Aruba wordt het eerste onderwijs gegeven in 1857.
Naast onderwijs verzorgden de zusters sinds 1858 ook een weeshuis. Aanvankelijk in een woning in Otrabanda maar in 1867 wordt het nieuwe pensionaat Welgelegen in gebruik genomen. Daarnaast richtten zij in 1842 een noviciaat op in overleg met Mgr. Niewindt. De invloed van de zusters op het godsdienstige en maatschappelijke leven was aanzienlijk.
Slavernij
Pas in 1857 kwam er een ‘slavenreglement’ dat bepaalde dat ‘slavenkinderen’ van onder de veertien jaar per dag twee uur onderwijs moesten volgen. Het kwam erop neer dat dit onderwijs in de praktijk plaatsvond van 3-5 uur ’s middags, na de gewone schooldag van de ‘vrije’ kinderen die liep van 8-2 uur.
Dat betekende ook een enorme extra belasting voor de Zusters van Roosendaal die voortdurend te kampen hadden met geldgebrek, slechte gebouwen, overvolle klassen, tekort aan lesmateriaal en schoolverzuim.
Het onderwijs in de buitendistricten zou ook onder de verantwoordelijkheid van de katholieke missie vallen. Tot de komst van de fraters verzorgden de Zusters onderwijs op de ‘armenscholen’ (Skol di por nada).
Zij zagen ook de noodzaak in van het leren van de landstaal, het Papiaments. In 1913 bezocht 81 procent van alle leerlingen op Curaçao een armenschool, zo schrijft Fred de Haas op de website van Caribische Letteren.