Sint-Maarten in ongelijk gesteld inzake vliegvergunning Z Air
PHILIPSBURG/WILLEMSTAD- Het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint-Maarten heeft op 17 februari 2025 een uitspraak gedaan in de zaak tussen luchtvaartmaatschappij Z Air (EZ Air B.V.) en de Minister van Toerisme, Economische Zaken, Verkeer en Telecommunicatie (TEATT) van Sint Maarten.
Het Gerecht oordeelt in haar op maandag gewezen vonnis dat door de Civil Aviation Authority Sint-Maarten (CAASM) gestelde extra voorwaarden aan de vergunningen van Z Air onrechtmatig en onnodig zijn.
CAASM eiste namelijk dat een Z Air een brief, ondertekend door de luchtvaartautoriteiten van Curaçao (CCAA) én de Verenigde Staten (FAA), moest overleggen waarin zekerheden worden gegeven over het toezicht op toestellen van Z Air, die in de Verenigde Staten zijn geregistreerd. Sint-Maarten stelde zich op het standpunt dat niet duidelijk is hoe het operationeel toezicht op de vliegoperatie is verdeeld tussen de Verenigde Staten en de Civil Aviation Authority Curacao (CCAA).
Het Gerecht oordeelt nu dat de minister onvoldoende heeft onderbouwd waarom deze brief noodzakelijk is voor een veilige vluchtuitvoering. De verdeling van verantwoordelijkheden is volgens het Gerecht al voldoende geregeld in bestaande wet- en regelgeving. Daarnaast ligt de vervulling van de geselde voorwaarde, namelijk een verklaring van de FAA, buiten de invloedssfeer van Z Air. Dit, zo oordeelt het gerecht, maakt de maatregel onevenredig.
De rechter kwam, dit alles afwegende, tot de beslissing de bestreden voorwaarden te vernietigen en te bevelen dat de door Z Air al in februari 2024 gevraagde vergunningen nu afgegeven moeten worden.
Terecht
CCAA directeur Peter Steinmetz is blij met de uitspraak van het gerecht. “Het Gerecht heeft terecht geoordeeld dat het stellen van additionele voorwaarden, anders dan in het Koninkrijksprotocol, beperkt moet blijven tot vereisten in nationale wet- of regelgeving. Daar was hier geen sprake van”, aldus Steinmetz.