“Recalcitrant gedrag van ziekenhuis Bonaire creëerde onnodig probleem met Air Ambulance”
WILLEMSTAD – Het eigenwijze en koppige gedrag van de Fundashon Mariadal is debet aan de gerezen problemen met de situatie rondom de Air Ambulance van het ziekenhuis op Bonaire. Dat was de essentie van het betoog van advocaat Quincy Carrega van het advocatenkantoor Asjes Carrega, die de Dutch Caribbean Air Service Provider (DC-ANSP) op woensdagochtend vertegenwoordigde in een Kortgeding dat door Fundashon Mariadal en de Colombiaanse Air Ambulance provider tegen minister Charles Cooper en de DC-ANSP had aangespannen.
De zaak werd onder relatief grote publieke belangstelling bij het gerechtsgebouw aan de Kaya Flamboyan te Curaçao gehoord.
Middels het Kortgeding eisen Fundashon Mariadal en Sarpa dat luchtvaartautoriteiten op Curaçao de benodigde vergunningen afgeven aan Sarpa, zodat het Colombiaanse bedrijf -behalve vluchten van Bonaire naar Colombia- ook vluchten tussen de ABC-eilanden, St. Maarten en St. Eustatius kan uitvoeren.
Juriste en luchtvaartrecht expert Giselle Hollander, die regering van Curaçao en de minister van Verkeer en Vervoer Charles Cooper vertegenwoordigt, legde tijdens de zitting uit dat Sarpa niet alleen niet over de vereiste vergunningen beschikt, maar ook dat het verzoek van Sarpa niet in overeenstemming is met de bestaande protocollen tussen Colombia en Curaçao.
Hollander legde ook uit dat die situatie niet uniek of eenzijdig is. “Colombia geeft zelf ook geen toestemming aan luchtvaartmaatschappijen uit Curaçao of andere eilanden om passagiers of patiënten tussen twee steden in Colombia te vervoeren”. Als bewijs voor haar stelling overlegde Hollander een brief van de Colombiaanse luchtvaartautoriteiten waarbij een verzoek van Medicair, om die vluchten uit te mogen voeren, ook afgewezen werd.
“Wat heeft Sarpa het vertrouwen gegeven dat zij deze rechten wel had of zou krijgen?, was de retorische vraag van Hollander, die suggereerde dat Sarpa drommels goed wist -dan wel behoorde te weten- dat zij niet over de benodigde vergunningen beschikt om tussen de eilanden van het Koninkrijk te mogen vliegen. Hollander gaf in haar betoog ook aan dat het de taak was van luchtvaartautoriteiten om de luchtverbindingen tussen de eilanden, die zij als fragiel en kwetsbaar omschreef, zoveel mogelijk te beschermen tegen concurrentie door buitenlandse aanbieders. Dat is, volgens Hollander, ook de reden waarom vluchten tussen de eilanden beperkt zijn tot luchtvaartmaatschappijen die in het Koninkrijk gevestigd zijn.
Scherpe kritiek
Advocaat Carrega was op zijn beurt beduidend scherper over het gedrag van vooral de Fundashon Mariadal, dat hij beschreef als ‘zeer eigengereid en koppig’. “Aan Fundashon Mariadal is op verschillende momenten – al vanaf het jaar 2020 – uitgelegd dat wat ze willen, helemaal niet kan. Maar toch bleef Mariadal tegen beter weten volharden en aandringen, totdat ze in december Sarpa vluchten uit lieten voeren waarvoor ze geen vergunning of rechten hadden”, zei Carrega.
Carrega ging echter nog verder in zijn kritiek. “Vandaag zitten we voor de bestuursrechter, met een zaak tegen de overheid. Maar in feite gaat het om een civiele zaak. Het gaat over geld verdienen. Fundashon Mariadal wil zaken doen over de rug van patiënten”, aldus Carrega. Hij suggereerde ook dat Mariadal inhalig was geworden, toen zij zag dat Medicair geld verdiende met het patiëntenvervoer en dat geld nu in haar eigen zak wil steken. “Als ziekenhuis, let wel”, zei de advocaat die soms zo gepassioneerd was dat hij deels verviel in het Papiamentu om zijn betoog kracht bij te zetten. “Hopi kaprichoso”, zo omschreef hij het gedrag van Mariadal.
Carrega was dan ook stellig in zijn mening dat ziekenhuis zichzelf willens en wetens in de nesten werkte. “Een totaal onnodige situatie, die makkelijk voorkomen had kunnen worden en ook nu nog opgelost kan worden, door weer om tafel te gaan zitten met Medicair N.V, dat als lokaal op Bonaire gevestigd bedrijf de benodigde vliegtuigen én alle benodigde vergunningen heeft”.
Vonnis
Rechter Martinez, die tijdens de inhoudelijke behandeling die ruim twee en een half uur duurde veel vragen stelde aan beide partijen, kondigde aan pas op 13 maart vonnis te kunnen wijzen.