Geschiedenis

Hotel Sorobon: Echec van een onvoltooide sympfonie

De verlaten en inmiddels afgebroken skeletten van wat het Hotel Sorobon had moeten worden ontsierden meer dan 30 jaar het Sorobonstrand. Foto: Selina Martha

Geschreven door Hubert Linkels

Bewerkt door Harald Linkels

De tekeningen het project Hotel Sorobon zagen er geweldig uit. Tot dan had niemand durven geloven, dat op Bonaire een resort gerealiseerd zou worden dat zijn weerga niet kende in de Caribische regio.

Iedereen was opgetogen over de bouw van het Sorobon Hotel dat niet alleen het eerste sterrenhotel zou worden op Bonaire, maar dat ook nog eens van een ongekende luxe zou zijn. Dat was ook wel te verwachten nu de Spaans/Venezolaanse architect Manuel Rodriguez del Villar bij het project betrokken bleek. Rodriguez had naam gemaakt in de Verenigde Staten, waar hij in de stad Philadelphia als architect furore maakte en -zoals uit foto’s bleek- mooi werk verrichtte waarmee hij ook enige internationale bekendheid had verworven. Hoewel de Venezolaanse investeerders op Bonaire van plan waren om reeds in december 1967 van start te gaan met de bouw van het hotel, kon dat niet doorgaan, omdat er plotseling enkele financiële problemen de kop opstaken. Over die problemen werd verder geen uitleg werd gegeven.

‘Enkele financiële problemen’ zouden op Bonaire het ‘Leitmotiv’ worden van het Sorobon project. Het was haast altijd het geld dat een rol speelde en dat was ook in dit geval de reden, al was het meer een doekje voor het bloeden. Een groter probleem was namelijk dat de opzet van het project niet geheel voldeed aan de eisen die gesteld waren voor het verkrijgen van de erfpacht voor de bouw van het project.

Er zat niet veel anders op dan de plannen -en de in rapporten neergelegde resultaten van allerlei onderzoeken betreffende de bouw van het Sorobon Hotel- te herzien en die via de regering van de Nederlandse Antillen door te sturen naar Nederland. De bedoeling daarachter was vooral het verzoek om financiering van het project en de uitvoering van –zij het rijkelijk laat– een ‘feasibility study’. Tegen het eind van het jaar 1966 was daarover nog totaal niets bekend, maar er was al wel een zeer grote hoeveelheid materiaal vanuit Venezuela naar Bonaire gestuurd. Ook de uitvoerders waren al op het eiland gearriveerd, maar dat leek voornamelijk bedoeld om het vertrouwen in het project te onderstrepen. Het bestuurscollege van Bonaire had in deze periode nog nauwelijks zeggenschap. Er werd vooral gediscussieerd op niveau van de toenmalige Landsregering.

Om onbekende redenen werd het pas begonnen werk opnieuw stilgelegd. Een kijkje nemen naar wat er nu eigenlijk gaande was bleek niet mogelijk, want het bouwterrein was voor iedereen verboden toegang, en zeker voor de lokale pers. Het gevolg van het stilleggen van de werkzaamheden was dat aan het van eind van 1969 niet aan de garantievoorwaarde was voldaan. De bedrijven die betrokken waren bij het project waren, bleken aan de rand van faillissement te staan. Nu werd ook het bestuurscollege van Bonaire er bij betrokken. Om de zaak zo goed mogelijk op te lossen, besloot het bestuurscollege de erfpacht opnieuw uit te geven. Niet meer aan het Sorobon Resort, maar nu aan de N.V. Host Enterprises of Bonaire die de zaak opkocht. Met de opbrengst van de verkoop kon het geleende geld aan de Ontwikkelingsbank Bonaire worden terugbetaald.

Krantenfoto van Hotel Sorobon in de opbouwfase. Foto: Bòi Antoin/Fuhikibo

Landingsbaan

Merkwaardig was wel dat Host of Enterprises Bonaire de constructiewerkzaamheden niet hervatte. Daar was niemand mee gebaat. Vooral niet, omdat niemand de beweegredenen begreep waarom Host Enterprises wel de zaak overnam, maar kennelijk niet van plan was om ook echt aan de bouw het project te beginnen. Er kwam ook geen enkele verklaring. Het stilleggen van het werk was voor de centrale regering onaanvaardbaar, want juist in deze periode zetten regering en uiteraard het bestuurscollege van Bonaire zich in om de vicieuze cirkel van een verlengde landingsbaan voor het eiland te doorbreken. Het resultaat van alle problemen was wel dat het eilandgebied weer even ver was als halverwege de jaren zestig.

Het echte probleem was dat er geen hotel gebouwd zou worden als het niet zeker was dat er een levensvatbare luchtverbinding kwam om de toeristen naar Bonaire te brengen. Dat was de spil waar alles om draaide. Was er geen hotel, dan zouden er ook geen kosten gemaakt worden voor de verlenging van de landingsbaan. In dat geval zouden immers geen grotere vliegtuigen kunnen landen. Het standpunt van de regering was heel duidelijk: Geen hotel dan ook geen verlenging van de landingsbaan’. Maar datzelfde standpunt namen de investeerders in, alleen in andere volgorde: Geen verlenging van de landingsbaan, dan ook geen 240 kamers gebouwd. Het bleef een vicieuze cirkel. De beide standpunten brachten weer de nodige stagnatie in de toeristenindustrie van Bonaire.

Garantie

Het eilandgebied Bonaire stelde terecht vast –en dat kon ook niet anders- om niet verder te willen met de N.V. Host Enterprises of Bonaire. Hoewel dit natuurlijk een buitengewoon rare situatie was in de kringen van investeerders, werd er naar buiten toe geen enkele uitleg gegeven. Het bestuurscollege besloot daarentegen de van ongeduld trappelende Bonaire Palace Hotel Groep aan te trekken. Dat was overigens geen liefde op het eerste gezicht, maar een diepe kniebuiging van de overheid door akkoord te gaan met de eis van Bonaire Palace een gevraagde garantie van 60 procent te geven. Daarvoor moest worden aangeklopt bij de Europese Economische Unie. Ook de centrale regering was nu wakker geschud en stelde stringente eisen aan de nieuwe investeerder. Die waren verpakt in 28 voorwaarden waaraan de Bonaire Palace Groep moest voldoen. Eén van die voorwaarden was dat de beschikbaar gestelde 355.000 dollar op een geblokkeerde rekening werd gezet. Toen bleek dat er ook een tweede garantie moest komen voor nog eens 100.000 dollar, werd besloten dat ook dit geld geblokkeerd zou worden. Daarmee hadden de Bonaire Palace Groep en de regering elkaar in de houdgreep. Althans dat dacht de centrale regering. Maar niets bleek minder waar.

Voor buitenstaanders was het opmerkelijk, dat de regering en Bonaire nu weer in zee gingen met de Bonaire Palace Hotel Groep, die de bouw niet zelf uitvoerde, maar weer uitbesteedde aan enkele onderaannemers. De bedoeling was nu dat niet alleen het luxueuze hotel gebouwd zou worden, maar dat er ook een casino zou komen. Dat was een ‘conditio sine qua non’ voor de Bonaire Palace Groep. De regering beloofde alles in het werk stellen om nu toch de landingsbaan te gaan verlengen, zodat chartervliegtuigen vanuit de Verenigde Staten en Canada op Bonaire konden landen.

De beslissing over de landingsbaan kwam er niet -zoals beoogd- in 1972, maar ook niet in de jaren die volgden. Het werd wel nijpend, omdat het toerisme vanuit de Verenigde Staten en Nederland sterk bleek te slinken. Eind 1974 besloot minister van Welvaart, Miguel Pourier, naar Brussel te gaan, waar hij te horen kreeg dat op 25 februari 1975 de beslissing zou vallen. Inmiddels stonden er op Sorobon nu een achttal betonnen priëlen, elk rond een betonnen vloer die in de toekomst de eetzaal zou moeten worden. Daarnaast was er ook een betonnen ingang opgetrokken voor het betreden van het hotel dat nog steeds niet gebouwd was.

Vertrokken

Wat echter niemand verwachtte was dat de Bonaire Palace Hotel Groep er kennelijk genoeg van had en van de ene dag op de andere met de stille trom was vertrokken. Maar wel met achterlating van een enorme puinhoop aan beton, zodat het prachtige recreatieterrein van Sorobon niet meer bruikbaar was. Dat was trouwens niet alleen door de achter gelaten rommel, maar vooral vanwege het op de grond verspreid liggend bouwmateriaal en het mogelijke het instortingsgevaar.

Archtitect Manolo Rodriguez (links), hier te zien bij de eerste steenlegging voor het project, bleef zich jarenlang inzetten voor de verwezenlijking van Hotel Sorobon. Rechts (klappend) toenmalig gezaghebber Elias Morcos. Foto: Bòi Antoin/Fuhikibo.

Een feit was dat architect Manuel Rodriguez keihard gewerkt had aan het overigens vooral op de tekentafel liggend prachtige project. Toch kreeg juist Rodriguez van het toenmalige UPB bestuurscollege min of meer de schuld van de mislukking. Het duurde heel lang voor Rodriguez op Bonaire weer serieus werd genomen. De architect werd later aangetrokken voor de eveneens mislukte bouw van een even groot en even duur hotel van de Amerikaanse Kaelker: het ook nooit afgebouwde Esmeralda Beach Resort. Onder meer de UPB maakte indertijd bezwaar tegen het aantrekken van Rodriguez als architect, met verwijzing naar het ongelukkig afgelopen project op Sorobon.

Verval

Negen jaar na het vertrek van Bonaire Palace Hotel Group constateerde de Dienst Openbare Werken (DOW) dat de overblijfselen van het prestigieuze project in een steeds ernstiger verval waren geraakt. Het als een schiereiland gevormde strand van Sorobon behoorde tot de fraaiste recreatiegebieden van Bonaire, maar het zoute water en de salpeter in de lucht hadden de laatste 25 jaar hun verwoestend werk gedaan. Zowel het beton als het betonijzer was niet meer betrouwbaar en de gestorte betonnen daken konden elk moment naar beneden komen, met alle consequenties voor bezoekers aan het populaire strand. Jarenlang had de natuur huisgehouden in de betonnen staanders. In 1985 werd door het Venezolaanse bedrijf Fundeos –dat de kanalen groef voor het mislukte Flamingo Paradise project– op verzoek van de UPB gratis enkele stukken beton opgeblazen. Het was in feite maar half werk dat verricht werd en dat maakte de gevaarlijke situatie nog gevaarlijker. Het was daarnaast een schande voor het milieubeleid dat Bonaire zo hoog in het vaandel had staan. Zelfs buitenlandse organisaties spraken schande van het beleid van de eilandelijke overheid. Het was overigens geen onwil van de UPB, maar bovenal ook een financieel probleem voor het bestuurscollege, dat elk jaar opnieuw een miljoenen tekort kwam op de eilandelijke begroting.

 De toenmalige minister van Ontwikkelingssamenwerking Edith Strauss Marsera deed precies wat gedaan moest worden en besloot Nederland te vragen om financiële medewerking voor het ‘Demolitieproject Sorobon’ dat begroot werd op 164.000 gulden. Hoewel Nederland niet stond te trappelen om destructieve projecten te financieren, ging de Nederlandse collega van Strauss, minister Joris Voorhoeve (VVD), toch akkoord met het verzoek. Het geld kwam en gedeputeerde Robbie Beukenboom viel de eer te beurt met de hydraulische schaar de eerste brokken van het betonskelet af te knippen.

Selibon

Het werk werd bij de openbare aanbesteding gegund aan de Caribbean Recycle Company, een joint venture van een Nederlands bedrijf en de Selibon die daarin voor 30 procent participeerde. Toemalig Selibon directeur Ben Oleana was expert op dit gebied. Belangrijk aspect in de opruiming van de ruïnes was dat het afval op een vrij eenvoudige manier gerecycled konden worden.

De afbraak van het vroegere Sorobonproject heeft lang op zich laten wachten. Ondanks de roep van diverse binnen- en buitenlandse milieuorganisaties hadden voorgaande bestuurscolleges geen kans gezien deze inmiddels uitermate gevaarlijke betonskeletten met een reëel instortingsgevaar daadwerkelijk aan te pakken. Het is niet duidelijk hoe groot de verantwoordelijkheid van het UPB bestuurscollege in 1966 is geweest, maar in het geval stoorde de UPB zich niet zichtbaar aan het probleem van het Sorobon Hotel, later Host Enterprises en nog later Bonaire Palace Hotel Groep.

Het PDB bestuurscollege accepteerde de eindverantwoordelijkheid wel en gaf de opdracht aan de Selibon directeur Ben Oleana om het werk af te maken wat de UPB had laten liggen.  Hoewel Oleana de klus succesvol wist te klaren, werd hij een jaar later door het nieuwgekozen UPB/Paboso bestuur beschuldigd van vermeend frauduleus handelen van het bedrijf Caribbean Recycle Company. Een rechtszaak over het aangezegde ontslag werd later door Oleana gewonnen.

Hubert Linkels

Hubert Linkels werkte jarenlang als schoolhoofd van de Sint Bernardusschool in het centrum van Kralendijk. Meer dan 30 jaar lang werkte hij in de middag- en avonduren daarnaast ook als correspondent van onder meer de Beurs & Nieuwsberichten, Amigoe, Nobo en het Antilliaans Dagblad op Bonaire. Op basis van zijn door de jaren heen opgebouwde krantenarchief schreef hij in 2011 het boek ‘De hink-stap-sprongen van Bonaire in de jaren 1970 en 1980.

Deel dit artikel