Bonaire wil dat de Kustwacht intensiever patrouilleert | Foto Kustwacht
Door René Zwart©
Den Haag – De afstandelijke houding met betrekking tot de toestroom van Venezolaanse vluchtelingen naar de ABC-eilanden komt de Nederlandse regering op kritiek te staan van de Raad voor de Rechtshandhaving. In een rapport waarover de Tweede Kamer zich nog moet buigen zegt de Raad ‘meer dan voldoende aanleiding te zien dat het Koninkrijk als geheel verantwoordelijk is voor de aanpak ervan.’
De Raad dringt aan op een versterking van de coördinatie tussen de landen en tussen de ministeries van Justitie en Veiligheid, Defensie en Buitenlandse Zaken. Opmerkelijk is de expliciete wijze waarop de Raad zijn zorgen uitspreekt over Bonaire. ,,Reeds in augustus heeft de gezaghebber verzocht om de inzet van de Kustwacht bij Bonaire te intensiveren vanwege de toename van de (illegale) oversteek tussen Venezuela en Bonaire.”
De Nederlandse regering heeft dat verzoek tot nu toe genegeerd, stelt de Raad. ,,Mede daardoor ziet Bonaire zich geconfronteerd met een ongecontroleerde groei van het aantal Venezolanen dat illegaal verblijft. Handhaving op het langer dan wettelijk toegestane verblijf lijkt moeilijk. Het totale aantal vluchtelingen en illegaal verblijvende Venezolanen is niet bekend. Wel is duidelijk geworden dat deze toestroom gevolgen heeft voor de samenleving en van invloed is op de criminaliteit.”
Eenzelfde problematiek, van momenteel nog grotere omvang speelt op Aruba en Curaçao, aldus de Raad. ,,Daar heeft de Kustwacht de patrouilles geïntensiveerd. Uit onderzoek op Curaçao blijkt dat er ook sprake is van mensenhandel en smokkel van wapens en drugs. Hoewel de gevolgen van de toestroom van Venezolaanse vluchtelingen op Bonaire geringer zijn dan die op Curaçao en Aruba vraagt de Raad aandacht voor een evenredige inzet van de Kustwacht rond Bonaire en bredere bestuurlijke aandacht voor de problematiek. De Kustwacht ziet zichzelf namelijk geconfronteerd met een capaciteitsprobleem en heeft geen reservemiddelen/-capaciteit. Ook dient er goede samenwerking te zijn met en tussen de diensten op het land (Kmar, Douane, KPCN, OM).”